Vissen

Artikel over vissen Handboek Dierenwelzijn-feiten boven Tafel (2018)

  1. Vis

Inleiding:
Over het leed dat vissen ondergaan bij de vangst en kweek wordt door veel mensen wat onverschillig gedaan.Het blijkt dat dit komt doordat vissen koudbloedig zijn. Ze zijn niet aaibaar of aantrekkelijk. Sommigen zien ze er zelfs vies uit zoals een glibberige paling. Toch wordt het steeds meer duidelijk dat vissen enorm lijden onder de vangst. De netten zijn in de jaren steeds groter geworden. Vissen worden met tonnen gevangen en verdrukken elkaar waardoor ze stikken. En als ze niet in het net stikken dan doen ze dat aan boord van het schip. Een haring doet er 35 minuten over om te stikken. Een wijting zestig minuten. Palingen worden het slechtst behandeld, zij moeten zich dood kruipen: ze worden bestrooid met zout zodat de huid er langzaam afbrandt, dit om het vlees gaaf te houden. Veel vissen worden ook levend gevild. Onderzocht is dat het eten van vis in de hoedanigheid die we nu hanteren ervoor zorgt dat de zeeen in 2048 leeg gevist zijn. Alleen al in Nederland eten we ongeveer 8 kilo vis per persoon per jaar. Wereldwijd is dat om en nabij de honderd miljoen ton.
Nancy de Heer : Stem voor Dieren

Vissen in het wild, Dos Winkel
In ruim dertig jaar duiken in de meest uiteenlopende ecosystemen (tropische wateren, regenwouden, mangrovebossen, hoge bergmeren, enz.) heb ik de onderwaterwereld met zijn vaak uitbundige kleuren en fascinerende dieren en planten, goed leren kennen. Helaas heb ik diezelfde onderwaterwereld ook razendsnel achteruit zien gaan. Wereldwijd zijn door overbevissing en vervuiling de visbestanden gehalveerd en van roofvissen zoals tonijn, zelfs met 80 – 90% afgenomen. Van de in Japan zo populaire blauwvintonijn (voor Sushi) is nog maar een paar procent over en ondanks deze gegevens gaat ook die visserij nog altijd gewoon door. Door de steeds geavanceerder wordende vangsttechnieken, hebben de vissen geen enkele kans meer om te ontsnappen aan de netten en haken van de vissers.

In die dertig jaar onderwaterfotografie heb ik enorm veel van het gedrag van vissen en andere gewervelde en ongewervelde dieren geleerd. Die kennis over gedrag is zeer belangrijk als je als onderwaterfotograaf de dieren dicht wilt benaderen, zonder ze te verontrusten, of zelfs bang te maken. Een gedrag dat ik bij andere duikers helaas maar al te vaak heb geconstateerd.

Van sommige solitair levende vissen kan ik haast voorspellen wat ze zullen doen. Zo had ik op ons huisrif (voor ons huis op Bonaire waar we tien jaar gewoond hebben) een koppeltje Franse keizersvissen. Elke keer als ik daar dook, kwamen ze mij opzoeken. Het was duidelijk dat zij mij kenden en herkenden, want ze kwamen niet naar andere duikers toe. Toch heb ik die dieren nooit gevoerd, maar ze reageerden op de geluidjes die ik maakte. Ook was er een bevriende schorpioenvis die zich door mij onder zijn kin liet kroelen. Als ik hem – altijd op dezelfde manier – benaderde, tilde hij zijn kop al op als teken dat hij klaar was voor zijn “behandeling”.

Vissen zijn er in alle soorten, maten, vormen en kleuren. Sommige soorten leven s´nachts, andere overdag. Sommige zijn solitair, andere leven in grote groepen. Er zijn vleeseters en planteneters. De vleeseters zijn uiteraard de roofvissen, zoals haaien, tonijnen en zwaardvissen. Planteneters zijn vooral de “koeien van het rif”, de grazers, die de algen van dode koralen schrapen, zoals de veelkleurige papegaaivissen en de doktersvissen. Weer andere vissen leven in symbiose met een garnaal, zoals de garnaalgrondeltjes, of met een haai, schildpad of rog. Dit zijn de “lifters” van de zee: luie vissen die zich met een zuignap op hun hoofd, vastzuigen op hun gastheer en meeliften. Zodra er door de gastheer iets gegeten wordt, worden ze actief, want waar gegeten wordt, wordt ook gemorst en dat ruimen deze zuigvissen (remora´s) op.

Vissen die solitair leven hebben heel andere methoden om zich bij dreigend gevaar veilig te stellen, dan bijvoorbeeld vissen die in (grote) groepen leven: “safety in numbers” is hun devies. Door zich als één te gedragen en snel te wenden en te keren, zijn zij hun belagers vaak te snel af. Het is fascinerend om zich als duiker in het midden van zo´n groep te hangen.

Ik zou een heel boek kunnen schrijven met voorbeelden van het gedrag van vissen en andere waterdieren, maar ik hoop dat dit korte stukje toch een beetje een indruk geeft van een uitermate complexe onderwaterwereld, waarvan we nog zo weinig weten en waarvan we waarschijnlijk nooit alles te weten kunnen komen omdat het grootste roofdier, de mens, er voor zorgt dat vele diersoorten nu al uitgestorven zijn, nog voordat we de kans hadden ze uitgebreid te kunnen bestuderen.
Voor meer informatie over Dos Winkel en zijn passie voor diepzeeduiken en onderwateronderzoek: oceaanbeschermingsorganisatie Sea First Foundation.
www.seafirst.nl

 

Bewustzijn en Pijn

Wetenschappelijk onderzoek heeft in de afgelopen decennia veel kennis en inzicht opgeleverd omtrent de mentale vermogens van vissen en hun vermogen om pijn en stress te ervaren. Zo zijn er tal van studies verschenen over het leervermogen en het geheugen van vissen. Die blijken in veel sterkere mate aanwezig te zijn dan men voorheen heeft aangenomen. Dat vissen slechts beschikken over een geheugen van twee seconden is een fabeltje. Hun lange termijn geheugen is goed ontwikkeld. Vissen hebben dat geheugen nodig om zich te kunnen oriënteren in hun leefomgeving, die een ingewikkelde structuur bezit door de vaak verspreide ligging van paai-, fourageer- en rustgebieden en van allerlei plekken waar zich predatoren bevinden.

Vissen beschikken verder over een goed ontwikkeld waarnemings- en leervermogen. Veel vissen leren zowel door eigen ervaring als door waarneming van gedrag van soortgenoten hoe ze predatoren kunnen herkennen, ontdekken en ontwijken. Uit het gedrag van soortgenoten kunnen zij niet alleen de ernst van gevaren afleiden, maar ook de vondst van prooidieren en fourageergebieden. Ze kunnen binnen een school de individuele vissen herkennen alsook het sociale prestige van hun soortgenoten beoordelen. Op grond van de huidige stand van de wetenschap concluderen wetenschappers dat het leervermogen van vissen opmerkelijk overeenkomt met dat van gewervelden op het land.
(Literatuur: Keven N. Laland, Culum Brown en Jens Krause, Learning in Fishes: from three-second memory to culture. FISH and FISHERIES 2003 nr. 4, p. 199-202; Culum Brown & N. Laland, Social learning in fishes: a review. FISH and FISHERIES 2003 nr. 4, p. 280-288).

Pijnervaring

Van vissen wordt vaak gezegd dat zij geen pijn kunnen ervaren omdat het koudbloedige dieren zijn. Koudbloedig wil echter alleen zeggen dat het dier zijn temperatuur aan de omgeving kan aanpassen. Dat heeft helemaal niets te maken met het vermogen om pijn te ervaren.

In de afgelopen decennia is veel onderzoek verricht naar de pijnervaring van vissen. Dat heeft de wetenschappelijke kennis over het zenuwstelsel, over de wijze waarop vissen reageren op negatieve prikkels  en over hun pijnbeleving aanzienlijk vergroot. Binnen de wetenschap is men er algemeen van overtuigd dat vissen als hoog ontwikkelde gewervelde dieren pijn en stress kunnen ervaren. Het is in het algemeen ook niet goed voorstelbaar dat dieren beschadigende, levensbedreigende prikkels niet als onaangenaam zouden ervaren. Zij zouden anders niet gemotiveerd worden om die negatieve prikkels te vermijden met alle fatale gevolgen vandien. Maar ook kan uit de reacties van de vissen op negatieve prikkels worden afgeleid dat zij die als zeer onaangenaam, pijnlijk kunnen ervaren. Tenslotte laat de structuur van hun zenuwstelsel zien dat dat er op gebouwd is om negatieve prikkels ook als negatief te ervaren. Dat wordt door tal van studies bevestigd.

In 1988 lieten F.J. Verheijen en R.J.A. Buwalda in hun studie ’Doen pijn en angst een gehaakte en gedrilde karper lijden?’ zien welke reacties een karper vertoont wanneer hij aan de haak geslagen wordt. De karper zwenkt met zijn lichaam in allerlei richtingen, maakt spuwende bewegingen, schudt met de kop, probeert te vluchten, spuwt gas, zinkt naar de bodem, blijft daar liggen en probeert weer boven te komen. Dezelfde gedragingen werden vertoond indien de vis electrische prikkels in de bek kreeg toegediend. Van de kundig (onder laboratoriumomstandigheden) aan de haak geslagen karpers vertoonde bijna 30% lichte tot matige verwondingen in de bek. Beide onderzoekers concluderen dat het vluchten, gasspuwen en op de bodem liggen van de vis wijst op ’angst van enige omvang’ en dat de vis bepaalde prikkels als ’onaangenaam (pijnlijk) ervaart’.

 

Een grote stap voorwaarts is de studie van Lynne U. Sneddon, Victoria A. Braithaite en Michael J. Gentle: ’Do fishes have nociceptors: evidence for the evolution of a vertebrate sensory system’, Proceedings of the Royal Society B, (2003). Dit onderzoek naar de pijnbeleving van vissen, verricht door het Roslin Instituut en de Universiteit van Edinburgh, laat zien dat vissen, in dit geval regenboogforellen, op dezelfde wijze op pijnprikkels reageren als mensen en andere gewervelde dieren. De onderzochte vissen beschikken over 58 receptoren rond de bek en elders in de kop, die reageren op mechanische druk, abnormaal hoge temperatuur en giftige substanties. Een injectie van bijen gif in de bek van de vissen riep diverse heftige en langdurige reacties bij de vissen op, zoals schokkende en schurende bewegingen. Deze reacties kunnen vanwege de lange duur niet louter als reflexen beschouwd worden.

Zeevissen

Jaarlijks worden ten behoeve van de consumptie wereldwijd enorme aantallen vissen gevangen en gedood: naar schatting 1.000-2.700 miljard vissen: vele malen meer dan het aantal landbouwhuisdieren dat jaarlijks wordt gedood: naar schatting 60 miljard dieren. Ook worden steeds grotere hoeveelheden vissen gekweekt.

De zeevisserij veroorzaakt twee enorme problemen: het leegvissen van de zeeën en de barbaarse behandeling van de vissen tijdens vangst en doding.

De zeevisserij heeft zich na 1945 snel ontwikkeld tot een wereldwijd opererende niet duurzaam werkende bedrijfstak die de wereldzeeën leegvist. In 1950 werd 20 miljoen ton vis gevangen, in 1970 was dat 65 miljoen ton en in de periode 1999-2011 werd jaarlijks circa 78 miljoen ton vis legaal gevangen. Hierbij komt dan nog de reusachtige bijvangst van vissen, die doorgaans als waardeloos weer in zee worden teruggegooid en dit voor een groot deel niet overleven. Die bijvangst bedraagt, afhankelijk van de vissoort, 10 tot 60% van de vangst: bij elkaar naar schatting ongeveer 40 miljoen ton per jaar. En tenslotte is er nog de illegale visvangst van naar schatting 22%. In totaal gaat het dan om jaarlijks 145 miljoen ton vissen.

Dat is bij elkaar veel meer dan wat de vissen in de zeeën en oceanen door reproductie weer kunnen aanvullen. De opbrengsten van de zeevisserij beginnen dan ook vanwege de overbevissing geleidelijk terug te lopen. Veel vissen bereiken door de intensieve vangst bij lange na niet meer hun maximale gewicht. Ze worden ook vaak al gevangen voordat ze zich hebben kunnen voortplanten. Veel vissen zijn al op veel jongere leeftijd, terwijl ze relatief nog klein zijn, geslachtsrijp. Ook door de bijvangsten wordt veel schade aan de visstand toegebracht. Om de totale ineenstorting van de visstand te voorkomen, wordt door milieuorganisaties geijverd voor de instelling van zeereservaten, onder andere op de Noordzee.

Wat het dierenwelzijn betreft vormen de vangstmethoden en de dodingsmethoden het grootste probleem. Het rapport Worse things happen at sea van Alison Mood (onderaan dit artikel) schetst een uitvoerig gedocumenteerd beeld van de problematiek. Het besteedt ook aandacht aan de verbetering van het dierenwelzijn tijdens vangst en doding. De vissers zullen hiertoe zorgvuldiger en voorzichtiger met de dieren moeten omgaan. Dat kan praktisch alleen door minder massaal vissen te vangen, kleinere vangnetten te gebruiken en de gevangen dieren onmiddellijk na de vangst te doden in plaats van ze langdurig laten stikken. Daartoe is meer inzet van menskracht nodig en dat kost natuurlijk weer geld. Maar een minder dieronvriendelijke visserij levert beslist een hogere prijs op. Er zullen dan minder vissen beschadigd zijn, ze zullen ook minder aan stress geleden hebben, hetgeen de kwaliteit van het visvlees ten goede komt en er zullen op den duur door de verminderde visserijdruk op de populaties mogelijk weer meer grotere vissen gevangen kunnen worden. Er behoeven hierdoor dan minder vissen gevangen te worden om aan hetzelfde gewicht te komen. Ook zal vis die op een ethisch meer verantwoorde manier gevangen is, voor veel consumenten een meerwaarde hebben waarvoor zij een hogere prijs willen betalen. De Marine Stewardship Council die een keurmerk uitgeeft voor duurzaam gevangen vis besteedt helaas geen enkele aandacht aan de wijze waarop met de vissen wordt omgegaan tijdens de vangst en het doden. De Stichting Vissenbescherming beschouwt dit als een ernstige tekortkoming.

Rapport: Worce things happen on sea, by Alison Mood
http://www.vissenbescherming.nl/wp-content/uploads/2013/09/29584_fishcountfullrptSR.pdf

 

Kweekvis

Veel mensen denken dat zij door kweekvis te eten de vissen in de zee met rust laten. Niets is minder waar. Jaarlijks wordt circa 5,5 miljoen ton zeevis tot vismeel verwerkt ten behoeve van de viskwekerijen. Het betreft meestal kleine visjes van 10 tot 30 gram die in enorme hoeveelheden uit de zee worden gevist en die net zoals de grotere vissen op de gebruikelijke pijnlijke wijze worden gevangen en aan hun eind komen.In de viskweeksector probeert men wel het percentage vis in het voer terug te brengen, maar dat lukt maar zeer ten dele. Er zijn vissen die zich in gevangenschap niet voortplanten. Dit is bijvoorbeeld bij de paling het geval. Voor de viskweek moeten dan ook jaarlijks miljoenen aaltjes uit de zee worden weggevangen. De viskwekerijen bevinden zich zowel op het land als in open water. Op het land worden de kweekvissen gehouden in vijvers of betonnen bakken, in open water worden ze gehouden in segmenten die door netten worden omsloten. De vissen worden in grote dichtheden gehouden, waardoor het toedienen van antibiotica tegen ziektes noodzakelijk is. Dit leidt evenals bij de veehouderij tot een verhoogd risico voor resistente bacteriën bij dier en mens. In viskwekerijen leven de vissen, in een volstrekt onnatuurlijk milieu. Er is veel te weinig bekend van wat de normale gedragspatronen zijn van de gehouden vissen en dat gedrag kunnen ze ook vaak niet vertonen. Voor de vissen is er weinig te beleven en ze worden niet voor uitdagingen gesteld. Verder kunnen ook genetische manipulatie en het gebruik van biotechnologie (bijvoorbeeld voor geslachtsbeïnvloeding) grote nadelige welzijnsgevolgen hebben. Dat geldt ook voor laten vasten van vissen voor de slacht en voor het transporteren, ondermeer naar de plek waar ze gedood worden. In Nederlandse viskwekerijen worden de meeste vissen nu eerst bedwelmd en vervolgens gedood op een acceptabele wijze. Elders in Europa is dat helaas nog niet het geval.

De huidige gangbare viskwekerijen moeten vanwege de aantasting van het welzijn van de gehouden vissen, zeker wereldwijd gezien, op één lijn gesteld worden met de bio-industrie. De viskweek neemt steeds grotere vormen aan. Mondiaal wordt jaarlijks ruim 30 miljoen ton kweekvis geproduceerd. Aan de verbetering van het welzijn van de vissen doet deze sector nog bitter weinig. Ook het keurmerk van de Aquacultural Stewardship Council (ASC) voor duurzaam geproduceerde kweekvis, besteedt geen aandacht aan het welzijn van de kweekvissen en ook niet aan de manier waarop ze worden gedood. Er wordt in een EU-project onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een snelle elektrische bedwelming van vissen zowel voor zeevissen als voor kweekvissen. Het onderzoek richt zich op het doden van paling, tilapia, zeebaars en tarbot. Het is uitgangspunt is hierbij dat vissen, voorafgaand aan het doden, net zo snel verdoofd moeten als landbouwhuisdieren, dwz. binnen één seconde. Er is na jaren van onderzoek bedwelmingsapparatuur ontwikkeld om gekweekte palingen en meervallen binnen één seconde electrisch te bedwelmen en vervolgens te doden. Het is de bedoeling om deze bedwelming vooraf in Nederland verplicht te stellenDe productie en consumptie van kweekvis gaan met veel dierenleed gepaard, waarvan de duur in tijd kan worden uitgedrukt . Voor bijvoorbeeld 1 kilo zalm is circa 3,5 kilo zeevis als voer nodig. Voor een klein hapje zalm van slechts 6 gram is dus een ansjovisje van 20 gram nodig en voor een kweekzalm van 4 kilo is dan 14 kilo zeevis nodig. Als we uitgaan van vissen van 100 gram – de meeste vissen die voor visvoer gebruikt worden zijn veel lichter, circa 10 tot  20 gram -, dan zijn er 140 vissen van 100 gram nodig om een kweekzalm van 4 kilo te produceren. Als we er minimaal van uitgaan dat deze vissen een doodstrijd van 5 tot 6 minuten voeren, dan komen we op een totaal van 770 minuten oftewel 13 uur doodstrijd van vissen voor de productie van een zalm van 4 kilo.

 

Hengelsport

Vissen zijn hoogontwikkelde gewervelde dieren met gevoel en bewustzijn, die pijn en angst kunnen ervaren. Voor de vissen is hengelen dan ook een pijnlijke en levensbedreigende activiteit.

De vishaak, waarmee de vis wordt gevangen, veroorzaakt de eerste verwonding. Ook bij het onthaken, met name bij vishaken met een weerhaak, worden vaak ernstige verwondingen aan de vissenbek toegebracht. Daarnaast veroorzaken vishaken, wanneer ze met het lokvoer worden ingeslikt, dodelijke verwondingen aan de organen van de vis. Uit een enquête van het Nipo in 2002 blijkt dat 69% van de Nederlanders vindt dat de weerhaak verboden moet worden.

Nadat de vissen gevangen zijn, worden ze vaak geruime tijd in leefnetten gehouden voordat ze hun vrijheid terugkrijgen. Deze netten, die in het water hangen, veroorzaken veel stress waardoor de vissen kunnen sterven. Daarnaast kunnen vissen ernstige beschadigingen oplopen aan hun snuit en vinnen, doordat ze proberen te ontsnappen. Door het schuren tegen het leefnet beschadigt een deel van hun schubben en slijmlaag. Dit kan leiden tot infecties en schimmelaantasting, waardoor de teruggezette vis alsnog sterft.

Een ander vaak voorkomend probleem is dat hengelaars de vissen met droge handen aanpakken, waardoor de beschermende slijmlaag aan de hand vastplakt en met de onderliggende huid wordt afgescheurd. Dit is letsel vergelijkbaar met een ontvelling van de menselijke huid. Ook deze beschadigingen kunnen leiden tot ziekte en dood van de vis.

Soms moet de hengelaar met zijn gevangen vis ook nog op de foto. De vis wordt daardoor nog langer – in de lucht! – aan stress blootgesteld.

Is een vis zodanig verwond dat hij niet meer in het water teruggezet kan worden, of is hij voor consumptie bestemd, dan moet het dier op een adequate manier worden gedood. Een vis is pas dood als zijn hersenen niet meer functioneren. De hengelaar moet met een ’visdoder’ (een met lood verzwaard knuppeltje) een paar dusdanig rake klappen geven, vlak achter de ogen, boven op de kop, dat de hersenen blijvend zijn uitgeschakeld. Dat is op zich zelf al gruwelijk, maar veel hengelaars weten bovendien niet hoe je vakkundig een vis moet doden met alle nare gevolgen vandien voor de vis.

Bij viswedstrijden gaat het erom in een beperkte tijd zoveel mogelijk vissen te vangen. Door het wedstrijdelement wordt er vaak minder zachtzinnig met de vissen omgesprongen. Vissen worden ruw op de kant getrokken en onthaakt, vislijnen breken af en haakjes met aas worden ingeslikt.

Wetenschap: vissen beschikken over bewustzijn en gevoel

Vissen verzetten zich heftig wanneer zij aan de haak geslagen worden. Ze zwenken met hun lichaam in allerlei richtingen, schudden heftig met de kop, spuwen gas en proberen te vluchten. De Nederlandse onderzoekers Verheijen en Buwalda constateerden op grond van deze gedragingen al in 1986 dat vissen pijn en angst ervaren wanneer zij aan de haak geslagen worden. In 2003 toonden de onderzoekers van het Roslin-instituut en de universiteit van Edinburgh, Lynne U. Sneddon, Victoria A. Braithaite en Michael J. Gentle, de aanwezigheid van pijnreceptoren rond de bek en op de kop van vissen aan.

Vogels

Een ernstig gevolg van het sportvissen waar weinig hengelaars aan denken, is de vogelsterfte. In veel (water)vogels worden namelijk vishaken en vislood aangetroffen. De vogels pikken de loodbolletjes op die ze aanzien voor steentjes of grit. Het lood lost langzaam in de maag op en komt via het bloed in de rest van het lichaam terecht, waardoor de vogels een pijnlijke dood sterven. Soms zit aan de loodbolletjes nog een stuk vislijn. Wanneer de vislijn ergens achter blijft haken sterft de vogel een ellendige (honger)dood. De vogelasielen worden regelmatig met de slachtofffers geconfronteerd.

Kinderen

Het georganiseerde hengelen heeft zich de afgelopen jaren veel moeite getroost om kinderen enthousiast te maken voor het hengelen. Zij dient zich hierbij af te vragen of het wel ethisch juist is om kleine kinderen er toe te bewegen vissen te gaan vangen. Die vraag mogen trouwens ook de ouders van kinderen aan zichzelf stellen. Vaak wordt gezegd dat het hengelen een goede manier is om de kinderen kennis te laten maken met de natuur, maar dat is dan toch een weinig diervriendelijke manier. Kinderen wordt in feite aangeleerd dat je dieren voor je plezier mag verwonden. Dat is pedagogisch niet de manier om kinderen respect voor de natuur en de dieren bij te brengen. Uit een NIPO-enquête uit 2002 blijkt 73% van de Nederlandse bevolking de hengelsport geen geschikt middel te vinden om kinderen respect voor dieren bij te brengen.
Meer informatie over vissen en over schaal en schelpdieren kun je vinden op de website van de vissenbescherming.
Bron: www.vissenbescherming.nl

Kerst 2023