Intensieve visserij

Sommige vissoorten dreigen uit te sterven door overbevissing en bijvangst.

De vangst en kweek van vis heeft impact op het milieu. Bij wilde vis weegt zwaar of de soort met uitsterven bedreigd is, en hoe de vis gevangen is. Bij kweekvis maakt het uit hoeveel wilde vis nodig is voor het voer, of er medicijnen (antibiotica) in het water komen en hoeveel energie en chemicaliën gebruikt worden. Verder is bij verse vis de kans op verspilling groter, omdat de vis maar kort houdbaar is. Bij diepvriesvis speelt dit minder.

 

Wilde vis en milieu

In 2015 vingen vissers wereldwijd 92,6 miljard kilo wilde vis. Ze doen dat met verschillende soorten netten en lijnen, afhankelijk van de vissoort. De vis gaat eerst per schip naar de haven, dan per vrachtauto naar de visafslag en vervolgens per vrachtauto of vliegtuig naar verwerkers en de winkels. Een deel van de vangst wordt gekoeld vervoerd; de rest wordt al op de vissersboot ingevroren. De meeste verse vis die je in de winkel koopt, is dus eerst bevroren of diepgekoeld geweest. Op de achterkant van de verpakking staat dan ‘ontdooid’. Soms kun je hem direct na aankoop wel weer invriezen (kijk wat op de verpakking staat).

Overbevissing…

Een aantal vissoorten komt steeds minder vaak voor. Oorzaken hiervan zijn het klimaat (opwarming van de zee), vervuiling, natuurlijke variaties – en overbevissing. 58 procent van de commerciële vissoorten werd in 2013 maximaal bevist. Meer dan 30 procent van de vissoorten wordt overbevist. In de VISwijzer kun je zien welke vissen op de Rode Lijst staan (dat hangt ook af van de vangstmethode en het vangstgebied): die vissen kun je beter niet kopen.

… en bijvangst

Vissers richten zich meestal maar op één soort vis. Op de Noordzee zijn dat bijvoorbeeld tong of schol. Maar ze krijgen ook andere vissen in hun netten: andere soorten (bijvoorbeeld schar), ondermaatse vis (babyvis die nog te klein is om op te eten) en dieren als krabben en zeesterren. Dit noemen we bijvangst. Een deel van die bijvangst brengen ze aan land en verkopen ze. Een ander deel gooien ze terug in zee, bijvoorbeeld omdat het niet eetbaar is (zeesterren) of omdat er te weinig vraag naar is en de vis dus nauwelijks geld oplevert. Hoeveel eetbare vis er precies teruggegooid wordt is niet bekend: het wordt namelijk niet bijgehouden. De overlevingskans van teruggegooide vissen is klein: 15 tot 30% overleeft. Dat betekent dat 70 tot 85% van de teruggegooide bijvangst verloren gaat.

Aanlandplicht: vissers moeten sommige bijvangst aan land brengen

Vissers op de Noordzee moeten sinds 2015 bepaalde bijvangst aan land brengen. Die mogen ze dus niet teruggooien in zee. Tong-vissers mogen bijvoorbeeld ondermaatse tong (van een bepaalde grootte) niet meer teruggooien. De wetgever hoopt dat de vissers hierdoor gerichter gaan vissen, bijvoorbeeld hun netten zo aanpassen dat ze minder bijvangst hebben. Daardoor zou er minder voedsel (vis) verspild worden. En het zou ook goed zijn voor de visstand, het visserijbeheer en het ecosysteem.

Er is nog veel discussie tussen vissers, overheden en milieu-organisaties over de aanlandplicht. Vissers zeggen dat ze niet veel selectiever (gerichter) kunnen vissen. Ook zeggen ze dat juist door de aanlandplicht alle bijvangst dood gaat, terwijl de vissen die ze terug in zee gooien nog een overlevingskans hebben. Volgens de vissers zorgt de aanlandplicht juist voor een hogere visserijdruk en meer verspilling. Teruggegooide vissen (ook dode vissen) zijn bovendien weer voedsel voor andere dieren in zee en voor vogels. Er zijn nog geen onderzoeksresultaten over het effect van de aanlandplicht op de visstand in de Noordzee.

Bijvangstwijzer: leg eens een onbekend visje op je bord!

Wij Nederlanders eten vooral vissen die we kennen. Uit de Noordzee zijn dat bijvoorbeeld tong, schol en haring. Bijvangst als schar, wijting en steenbolk laten we links liggen. Vissers krijgen daar dus nauwelijks geld voor en gooien ze daarom net zo lief overboord. Als we af en toe zo’n onbekend visje op ons bord leggen, gaat er minder vis verloren. En hoeft er minder vis van ver (zoals tilapia) hiernaartoe te komen.

Met de Bijvangstwijzer wil de Good Fish Foundation de minder bekende vissoorten promoten. De Nederlandse Vissersbond vindt de Bijvangstwijzer ook een goed initiatief omdat we dan ‘minder met voedsel hoeven te slepen over de wereld’. Nu importeren we bijvoorbeeld tilapia uit de tropen, terwijl we Noordzeevis naar Zuid-Europa en krabben naar China exporteren. Dat kost onnodig veel energie voor transport.

Ook andere dieren in de netten

Naast vis kunnen er ook vogels, dolfijnen, walvissen en zeeschildpadden (dodelijk) verstrikt raken in de netten.

Foto: Bijvangst van een Belgisch vissersschip (Bron: Greenpeace/Reynaers).

Grootste boosdoeners: boomkor, drijfnetten en spooknetten

Allerlei dieren in zeeën, meren en rivieren lopen door visvangst schade op. De drie grootste boosdoeners zijn de boomkorvisserij, drijfnetten en ‘spooknetten’.

Boomkorvisserij en pulsvisserij

Bij de boomkorvisserij slepen de vissers kettingen over de zeebodem, om zo platvissen zoals schol, tong, bot en heilbot het net in te jagen. Dit veroorzaakt schade aan de bodem en de leefomgeving van dieren die leven op de zeebodem. Nederlandse kotters gebruiken de laatste jaren ook nieuwere technieken zoals de pulskor. De platvis wordt dan met kleine elektrische schokjes het net in gejaagd zodat er geen kettingen over de bodem slepen. In 2019 is op Europees niveau besloten dat pulsvisserij niet meer mag.

Drijfnetten

Drijfnetten hangen vlak onder het wateroppervlak en zijn vaak vele kilometers lang. Ze worden gebruikt voor vissen als sardines, haring, tonijn en pijlinktvis. Maar ook vogels, dolfijnen, walvissen, zeeschildpadden en andere vissoorten raken in de netten verstrikt. Daarom zijn er voor Europese vissers beperkingen opgelegd aan het gebruik van drijfnetten.

Spooknetten

Spooknetten zijn losgeraakt van vissersschepen en blijven jarenlang in zee ronddrijven. Omdat de netten van synthetisch materiaal gemaakt zijn, verteren ze niet en kunnen ze jarenlang schade aanrichten. Het is niet duidelijk hoeveel netten er in de oceanen ronddrijven. De meeste schattingen gaan ervan uit dat vele tienduizenden zeezoogdieren (dolfijnen, walvissen) en honderdduizenden vogels jaarlijks de dood vinden in zulke spooknetten, naast talloze vissen.

Daarnaast kunnen de netten uiteenvallen in micro-plastics en zo bijdragen aan de plastic soep.

Vervuiling door vissersschepen

Het plastic en andere vervuiling in zeeën en op de kust komt voor 80 procent van het land en 20 procent van de scheepvaart (inclusief vissersschepen). Schepen gooien heel veel afval overboord, omdat ze moeten betalen voor de afvalinzameling in de haven. Het plastic komt terecht in de maag van vogels, op stranden of valt in zee uit elkaar tot microplastics en draagt zo bij aan de plastic soep. Als er niets verandert, zit er in 2030 twee keer zoveel plastic in zee als in 2014, en in 2050 zelfs vier keer zoveel. In 2050 zwemt er dan meer plastic in zee dan vis (in kilo’s).

Daarnaast gebruiken visserschepen koelvloeistoffen om de gevangen vis gekoeld of ingevroren te houden. Deze koelvloeistoffen kunnen weglekken en in zee of de lucht terechtkomen. Weggelekte HFK’s tasten de ozonlaag aan en dragen bij aan het broeikaseffect.

Energieverbruik door visserij

Zo’n 70 tot 90 procent van de milieu-impact van vis die per boot naar Nederland komt, zit in het brandstofverbruik van de vissersboten. De verwerking en het vervoer naar de winkel per vrachtwagen vragen relatief weinig energie. Vis die met het vliegtuig naar Nederland komt, heeft een veel grotere milieu-impact: per kilo 40 tot 50 keer zoveel als vervoer met een vrachtschip. In de winkel kun je helaas niet zien hoe de vis is vervoerd: dit staat niet op het etiket. Verder maakt de soort vis veel verschil: vooral de boomkorvisserij op platvis, de lijnvisserij op zwaardvis en tonijn en de de trawlervisserij op garnalen, kreeften en krabben vreten energie. De visserij op vis die in grote scholen zwemt (zoals makreel, haring, ansjovis en sardines) kost veel minder energie.

Kweekvis en milieu

De vraag naar vis groeit zo hard dat de visvangst het niet meer kan bijbenen. Een oplossing daarvoor is het kweken van vis. Dat kan in gesloten of open kweeksystemen.

Kweekvis in open water

Open kweek vindt plaats in meren, kustwateren en in zee. In de fjorden van Noorwegen wordt bijvoorbeeld zalm gekweekt: een deel van het water is dan afgezet met netten. Ook mosselen in Nederland worden in open water gekweekt.

De milieubelasting van open kweeksystemen zit onder andere in medicijnen (antibiotica), voer, mest, chemicaliën en afval: die kunnen in kuststreken overbemesting en vervuiling veroorzaken. Verder wordt veel kweekvis gevoerd met wilde vis: de vangst daarvan leidt weer tot overbevissing. Voor 1 kilo kweekzalm is bijvoorbeeld 2 tot 5 kilo vis nodig, voor 1 kilo kweektonijn zelfs 10 tot 15 kilo! En ten slotte ontsnappen er vissen uit kwekerijen. Wanneer die zich voortplanten met wilde vissen, kunnen de oorspronkelijke vissoorten zwakker worden of verdwijnen. Ga je voor duurzame kweekvis? Kies dan voor vis met het ASC-keurmerk.

Garnalen bedreigen mangrove

Er komen steeds meer garnalen uit Azië, Afrika en Midden- en Zuid-Amerika, bijvoorbeeld de gamba en de scampi. De garnalen komen uit grote kweekvijvers aan de kust, waarvoor vaak kwetsbare ecosystemen als mangrovebossen zijn verwijderd. De kweekvijvers vervuilen ook het water met grote hoeveelheden medicijnen, hormonen en visvoer. Naast milieuschade brengt de garnalenkweek ook grote sociaal-economische problemen met zich mee. Landonteigening, slechte arbeidsomstandigheden en uitbuiting vormen geen uitzondering.

Hollandse garnalen worden niet gekweekt, maar gevangen in de Noordzee en de Waddenzee. Ze gaan dan voor een groot gedeelte per koelvrachtwagen naar Marokko of Wit-Rusland om gepeld te worden, en komen dan weer terug. Een groeiend aandeel wordt in Nederland gepeld met pelmachines.

Er zijn initiatieven voor een meer duurzame garnaal, zoals biologische kweekgarnalen, kweekgarnalen met het ASC-keurmerk en Noordzeegarnalen met het MSC-keurmerk.

Wilde zalm of kweekzalm?

Zalm is de meest gegeten vis in Nederland. Je kunt wilde zalm en kweekzalm kopen. Wilde zalm zwemt vrij rond, krijgt geen antibiotica en wordt niet overvoerd. Maar de vangst kan tot grote milieuschade leiden door overbevissing en bijvangst van dolfijnen, schildpadden, vissen en haaien.

Kweekzalm wordt meestal in zee gekweekt in drijvende kooien. Het is vaak niet best gesteld met hun dierenwelzijn: krappe kooien zorgen voor stress. Om ziektes zoals zeeluis tegen te gaan, worden chemicaliën en antibiotica gebruikt; die kunnen in het water terechtkomen. Wilde zalm en forel die langs de open kwekerijen zwemmen, kunnen met ziektes uit de kwekerijen besmet worden. Ten slotte is er wilde vis nodig om zalm te voeren, wat leidt tot overbevissing. Voor 1 kilo kweekzalm is 3 tot 4 kilo wilde vis nodig. Om de kosten omlaag te brengen, krijgt kweekzalm vaak ook plantaardig voer. Hierdoor kleurt de zalm grijs in plaats van roze. Om toch mooi roze vlees te krijgen, doen de kwekers synthetische kleurstof in hun voer.

Wil je zalm die is gekweekte met aandacht voor milieu en dierenwelzijn? Kies dan voor een topkeurmerk: MSC en ASC. Je vindt ze in de Keurmerkenwijzer.

Kweekvis in visvijvers (gesloten systeem)

Een gesloten systeem voor kweekvis wordt ook wel het recirculatiesysteem genoemd. Het is een duurzamere manier van kweken. De vijvers of tanks staan niet in verbinding met open water, de vissen kunnen niet ontsnappen en ziektes kunnen zich dus niet verspreiden. Het water wordt constant gefilterd en gezuiverd en dus hergebruikt (recirculatie). Afvalproducten (zoals vissenpoep) worden grotendeels omgezet in het onschadelijke stikstofgas en het organische afval wordt afgebroken tot koolzuurgas en water.

Monsters en controles bewaken de gezondheid en groei van de vis. Er zijn daardoor minder medicijnen en chemicaliën nodig, hoewel dit wel bij een steeds intensievere kweek wel een aandachtspunt is. De milieu-impact zit vooral in het visvoer: daarin is wilde vis verwerkt, en de vangst daarvan leidt tot overbevissing. Ook dierenwelzijn is een aandachtspunt.

Wat cijfers over vis

In 2015 werd wereldwijd 169 miljard kilo vis gevangen en gekweekt. Ongeveer 55 procent van de vis wordt in het wild gevangen en ruim 45 procent komt van kweek of aquacultuur. In totaal zorgt de visserij voor 4 procent van de klimaatimpact door voedsel op de wereld. Niet alle vis komt op ons bord terecht, een deel wordt bijvoorbeeld verwerkt tot olie of visvoer. Als je alleen de eetbare delen van de vis weegt, dus niet de de kop, ingewanden en graten, eet de gemiddelde Nederlander 5,5 kilo vis per jaar.

Dierenwelzijn

Sinds de jaren 90 gaan onderzoekers er vanuit dat gewervelde vissen (vissen met graat) pijn kunnen lijden en angst en stress ervaren. Over de pijnervaring van ongewervelde soorten (zoals garnalen en kreeften) is minder bekend. Onderzoekers bekijken hoe je vis zo diervriendelijk mogelijk grootschalig kunt doden op vissersschepen. Bijvoorbeeld door de dieren eerst te bedwelmen en dan pas te doden. Ook het natuurlijke gedrag van bepaalde vissoorten en criteria voor een diervriendelijk kweeksysteem zijn onderwerp van onderzoek.

Er is (nog) weinig wetgeving voor dierenwelzijn van vissen. In Nederland mag je paling niet meer levend in zoutbaden leggen. Een aantal keurmerken stelt eisen aan dierenwelzijn bij de vangst en kweek, je vindt ze in de Keurmerkenwijzer.

Vis en gezondheid

Vette vis bevat gezonde vetzuren, die goed zijn voor hart en bloedvaten. Maar in het vet van de vis kunnen zich schadelijke stoffen ophopen, zoals zware metalen, dioxines, bestrijdingsmiddelen en broomhoudende brandvertragers. Verder nemen vissen en schelpdieren microplastics op in hun weefsel, maar daarvan is nog niet bekend hoe schadelijk het voor ons is.

Als je één keer per week (vette) vis eet, is het risico van verontreiniging in verhouding zeer klein en zijn de gezondheidsvoordelen groter dan de nadelen. Op de website van het Voedingscentrum lees je meer over vis en gezondheid.

Bron milieucentraal

Vissen

 

Kerst 2023